vrijdag 21 november 2008

Afscheid

Op vrijdag 14 november was het alweer zover: ik gaf mijn laatste colleges. De avond tevoren had ik nog hard zitten werken om een nieuwe versie te maken van de presentaties die ik uit Nederland had meegenomen. Het moest vooral niet teveel zijn. Een goed gesprek vond ik belangrijker dan een grote berg stof. Ik vond het leuke onderwerpen om te geven: conflict en cultuur. Die zijn me beide op het lijf geshreven en ik zou ook zonder PowerPoint wel gewoon voor de klas kunnen gaan staan om daarover te vertellen.
De chauffeur van de universiteit, de Mohammed die ik, om hem te onderscheiden van alle andere Mohammeds in mijn telefoon had gezet als 'Muhammad', zou vroeg komen. Maar weer kwam hij aan de late kant. De dag tevoren had hij een auto-ongeluk kunnen verzinnen, maar die kaart had hij al gespeeld. Nu beweerde hij gewoon dat hij op tijd was, terwijl hij duidelijk een halfuur te laat was. Tijdens de rit naar mijn ontbijt op de universiteit zat ik te bedenken hoe ik een tentamenvraag zou kunnen maken over motivatie, waarin het geval van de ongedisciplineerde Muhammad een rol zou spelen.

Voordat ik echt college gaf, besteedde ik veel aandacht aan het verduidelijken van allerlei zaken rondom de 'assignment' en het tentamen. De behoefte aan duidelijkheid en zekerheid was weer heel groot en het leek me goed om die zoveel mogelijk te bevredigen, al kostte dat veel tijd. Het daardoor wat korte college over conflict ging goed. Ik merkte dat ik hier over dingen praatte die mensen in hun praktijk meemaken. Iedereen heeft regelmatig ruzie met zijn baas, met collega's, met ondergeschikten. Dat is in Saoedi-Arabië niet anders. De verschillende stijlen van mensen in conflictenm, van confronterend tot ontwijkend, vormen een aardige spiegel voor de studenten.
De pauze met lunch was voor mij weer geen pauze. Verschillende studenten wilden weer advies over hun assignment en gedetailleerde instructies voor het tentamen. Ik probeerde zo gedetailleer mogelijk aan te geven wat ze moesten doen en daarbij veel vertrouwen in hun werklust en motivatie te tonen. Ik probeerde aan te sluiten bij hun kennisniveau en dat gaf me soms het gevoel dat ik op mijn knieën moest gaan zitten om op gelijk niveau te communiceren.

Na de lunch had ik tijd om nog wat aandacht te besteden aan culturen en cultuurverschillen. Eigenlijk had ik dit onderwerp ook al in alle andere colleges steeds naar voren laten komen, maar hier ging het om een meer systematische behandeling van het thema. Ik gebruikte de 'ui' met de verschillende lagen van cultuur als metafoor. We pelden de lagen van de Amerikaans en de Saudi cultuur af, ik gaf voorbeelden uit Europa. Het ging er mij steeds om, te laten zien dat de interpretatie van 'artefacten'en gedragingen steeds plaatsvindt vanuit onderliggende waarden, veronderstellingen, wereldbeelden. Zo stond ik op een bepaald moment zelfs het Chinese scheppingsverhaal - de versie van de reus Pangu die ontploft, waarna uit zijn ogen de zon en de maan, uit zijn haren de bossen en uit zijn luizen de mensen ontstonden - stond te vertellen. Ik contrasteerde dit met het Moslim-Joods-Christelijke verhaal van een wereld die door God geschapen was, waarna wij als rentmeesters op die schepping moesten passen. Wat we niet zo best doen... Ik wilde duidelijk maken dat het sterke staatsgezag van de keizers, maar ook van de communistische partij begrijpelijk wordt als je snapt hoe bang de Chinezen zijn voor chaos. Organisaties werken er dus ook anders. Of voor iedereen duidelijk was dat ik de verbinding van de binnenkant van de ui en de buitenste schil wilde uitleggen, weet ik niet. Uit gesprekken achteraf begreep ik dat op zijn minst een paar mensen dit hebben begrepen. Dit is al heel wat, als je begrijpt hoe deze mensen met één waarheid zijn opgevoed.

In mijn voorbeelden van verschillende gedragingen in culturen kwam ik aan de rand van waar je het over kunt hebben in Saoedi-Arabië. Ik legde uit hoe ik in er in Frankrijk aan moet wennen dat je steeds vrouwen moet kussen, ook al ken je ze slecht. Ik deed het zelfs een beetje voor hoe dat ging, door een denkbeeldige vrouw - nee geen echte! - voor me te kussen. Toen vroeg ik de klas in het volgende gedachtenexperiment mee te gaan. Stel dat ik 's morgens hier de klas binnenkom, en vergeet waar ik ben, veronderstel dat ik hier met vrienden uit Frankrijk te maken heb. Dan begin ik dus de dames op twee wangen te kussen. Als ik dat zou doen, zei ik, 'then I will be in deep trouble'. Eén van de vrouwen, die met een mengsel van belangstelling en afgrijzen naar mijn verhaal had geluisterd, sprong op en zei: 'Deep trouble, deep trouble, that is a very mild expression for what would be the case!'. 'I will be killed, I suppose', zei ik met een glimlach. Dit werd volmondig bevestigd, terwijl er ook werd gelachen. Een ongemakkelijke situatie dus die ik bewust had opgeroepen. Ik wilde dat mensen zich de ongemakkelijkheid van cultuurverschillen bewust worden. En daarbij zat ik op de grens van waar je het hier over kunt hebben.

En toen kwam het afscheid voor de klas. Ik bedankte de groep en als ze goed hebben gekeken, dan hebben ze de emoties op mijn gezicht gezien. Een aantal mensen zeiden nog heel aardige dingen tegen me. Daarmee was het dus weer voorbij, maar nog niet helemaal. Een drietal heren, onder wie Mustafa, was bereid om met mij mee naar het hotel te komen voor een laatste hubbly-bubbly. En zo zaten we met zijn vieren aan het zwembad met waterpijpen en praatten over politiek en dergelijke. We dronken vruchtensap en thee. Toen twee van de drie naar huis waren gegaan, zat ik met Mustafa nog wat na te praten. Ik overlegde nog wat ik zou doen met mijn cadeautjes. Ik zat nog in mijn maag met de grote jas van vijf kilo die ik eigenlijk in mijn kamer had laten hangen. Het hotel had die jas gevonden en aan me terugggegeven. Ik besloot het open te spelen en met veel excuses de jas aan Mustafa terug te geven, met het verzoek om er iemand anders mee blij te maken. De kamelen en de sandalen gingen mee naar Nederland. Mustafa nam me mee naar een eenvoudig restaurant: eigenlijk een verzameling 'boxen' met een elk een tapijt op de grond en een paar kussens, geen tafel, geen stoelen. Daar gingen we zitten, nadat we onze schoenen buiten de box hadden achtergelaten, de ober legde een stuk plastic op de grond en daarop werden alumium schotels met lam, kip en rijst neergezet. We aten met onze rechterhanden, zonder bestek. Een Pepsi maakte de maaltijd compleet.

Na deze eenvoudige Saoedische maaltijd, waarbij ik aan mijn pijnlijke spieren merkte dat de kleermakerszit niet mijn gebruikelijke houding is, bracht Mustafa me naar het veertig kilometer verder gelegen vliegveld van Dammam. Halverwege, midden in de woestijn, stond zijn benzinemeter compleet op nul. Twee honderd meter verder was een benzinestation. Wat had hij gedaan als we dat niet hadden gehaald? Hij verzekerde me dat hij wel een 'plan B' had gehad: zijn broer opbellen. Dan was ook alles goedgekomen. Ik zag weer de beperking van Hofstede's schema. Hierin worden Arabieren als onzekerheidsmijders gezien. In het dagelijks leven nemen ze toch alles zoals het komt: inshallah. Deze luchthaven was het toppunt van moderne saaiheid: een groot betonnen gebouw midden in de woestijn. Ik checkte in, dronk nog een kop koffie met Mustafa, bedankte hem voor de alle vriendelijkheid in de afgelopen dagen en verdween naar de gate. Na twee uur wachten in een ruimte waar ik misselijk werd van de rooklucht - officieel is het hele gebouw 'no smoking' - konden we instappen. Al snel had ik mijn eerste Heineken biertje voor me staan. Een uur later sliep ik en ik werd wakker boven Hongarije. Op halfzeven stond ik op mijn koffer te wachten aan de band. Na een donkere treinrit, met aardige gesprekken met een man die net terugkwam uit China, kwam ik in Geldrop aan. Liesbeth zag er goed uit, ik was blij om thuis te zijn, maar het weer was niet fijn. Toen ik thuis onder de douche had gestaan en me had geschoren, had ik niet het gevoel dat ik weg was geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten