Naar de stad
Ik had het even gehad met mijn Zandvoort aan Zee in Arabië. Ik wilde mensen zien, winkels, pin-automaten, McDonalds, Starbucks. Dit bleek pas ’s middags te kunnen. De winkels zijn hier van vier uur ’s middags tot twaalf uur ’s nachts open. Dat zal wel iets met de hitte in de zomer te maken hebben. Om kwart over vier stond er een taxi voor het hotel. Vijftig kilometer verder, een half uur later, na een rit over een kale zandvlakte en een gesprek met een vriendelijke Indiase taxichauffeur stond ik vlak bij het centrum van Al_Khobar voor een grote shopping mall Amerikaanse stijl. Veel marmer en opgepoetst chroom. De transcriptie van alle Engelse winkelnamen kwam koddig op mij over: ليميتد توو (Limited Too), باريس غاليري (Paris Gallery),فوت لوكر (Footlocker) en veel andere bekende namen in Arabische tekens. Alles wat je in Shanghai, Amsterdam of New York ziet, is hier ook. Globalisering noemen ze dat. Terwijl ik dit schrijf zit ik bij Segafredo een prima cappuccino te drinken, Italiaanse smaak, Amerikaans formaat. Maar toen ik nauwelijks in de mall binnen was, toen merkte ik dat ik toch niet in Amerika was. In de winkels en de cafés gingen de lichten uit, de bediening stopte in de Chicken Tikka en de Starbucks en zelfs de grote fontein midden in de mall hield op met spuiten. Overal klonk uit luidsprekers de oproep tot het gebed. Ik had zin in koffie, maar begreep dat ik die even niet kon krijgen. Doelloos liep ik rond, probeerde in die tijd even te pinnen, maar de automaat deed het niet. Uit eerbied voor God? Ik liep langs de moskee, die op de tweede verdieping van het winkelcentrum gevestigd is. Daar zag ik mannen naar binnen gaan. De vrouwen hingen overal bij de winkels rond. Na enige tijd hoorde ik weer gezang, de fontein begon te spuiten en er werd weer bediend in de cafés. Ik kon mijn Italiaanse koffie bestellen. Eerst wist ik me nog te beheersen en ik bestelde er niets zoets bij, maar uiteindelijk ging ik toch voor de bijl, terwijl ik dit verhaal aan het schrijven was: een heerlijk stuk zoet en vet ding van chocola. Dit is het deel bij uitstek van de wereld om suikerziekte en hartkwalen te ontwikkelen.
Globalisering. De platte wereld, dat is wat je hier ziet. Mijn managementlessen horen daar ook bij. Ik draag bij aan de verplatting van de wereld, en dus ook aan de vervlakking. Niet alleen Footlocker, McDonalds, The Bodyshop, Kentucky Fried Chicken en andere wereldmerken die ik zie terwijl ik dit schrijf, maar ook Management by Objectives, Participative Management, Level 5 Leadership of wat voor concepten ik hier allemaal aan de studenten slijt, ze horen bij de verplattende wereld. Dat is best nuttig, maar hoe combineer je die platte concepten met de verschillen in de ondergrond, gebaseerd op Christendom, Islam, Verlichting en andere ideeën die in de geschiedenis geworteld zijn? Hoe voorkom je dat we de zaken zo platdrukken, dat de ondergrond gaat scheuren? Dat gebeurt trouwens al: Moslim-terrrorisme, Wilderiaanse domheid van Nederlandse bodem, radicaal Christendom van conservatieve Amerikanen en enge ideeën uit Israel. Als we alles gelijk willen maken, valt de wereld in stukken, dacht ik terwijl ik genoot van mijn globalized cappuccino. En deze gedachten verdampten alweer gauw, toen ik op zoek ging naar een ATM die het deed.
Ik besloot van de mall naar het echte centrum van Khobar te lopen. Dat zou volgens de taxichauffeur vlakbij zijn. Het bleek ongeveer drie kwartier lopen langs een soort snelweg, met aan weerszijden kantoren, winkels, woonwijken, moskeeën, tamelijk rommelig allemaal. Het gevoeld van de ‘platte wereld’ uit het de mall maakte plaats voor het brokkelige beeld van cultuurverschillen en chaotische verandering. Af en toe vroeg ik me af, of ik niet eigenlijk angstig zou moeten zijn. Kon ik hier zo onbezorgd rondlopen in een wereld waar ik heel weinig van begrijp? Auto’s raasden, vaak onnodig toeterend in twee maal drie rijen voorbij, overal zag ik teksten in Arabische letters waarvan ik weinig begreep, op de achtergrond begonnen opnieuw drie moskeeën ongecoördineerd tot het gebed op te roepen. En temidden van dit alles loopt een Hollander met een basketballpet uit New York op zijn kalende hoofd en een lullig plastic zakje van Halfords in zijn rechterhand. Hij heeft zijn paspoort aan in een etui op zijn buik en dat is het enige bewijs dat hij Huibert de Man uit Nederland is. Verder is hij hier niemand… Dat soort dingen dacht ik, terwijl ik me eigenlijk prima voelde in deze rare omgeving.
Na deze lange wandeling kwam ik uiteindelijk in iets wat op een centrum leek: veel winkels, nu ook wat kleinere winkels met voedsel andere dagelijkse benodigdheden. Heel veel winkels gedreven door Aziaten. In een daarvan kocht ik water en een extra verloopstekker voor mijn elektrische apparatuur. Met enige moeite vond ik een Thai restaurant. Ik at er wat noedels en te vet geroerbakt vlees met cashewnoten en pepers. Smaakte prima en was niet duur. Voor 50 rial = 10 euro was ik klaar. De eigenaar hielp me met het onderhandelen over een taxi. Dat beloonde ik met een stevige fooi. Ik werd voor 50 rial teruggebracht door een Bengaalse chauffeur, weer een vriendelijk man. Dat was de helft van heen, een derde van wat ik in mijn nacht van aankomst had betaald toen ik vanuit het verkeerde hotel moest komen. Dat was dus een avondje naar de stad, op een afstand die vanaf Geldrop voorbij Den Bosch zou uitkomen. Hier een rit van vijftig kilometer door het niks.
Terwijl ik dit zit uit te typen – het meeste was al eerder geschreven – zit ik te genieten van de koelte bij het zwembad. Het is zo’n 23 graden en dat is koud genoeg om een trui aan te doen. Het is hier winter.
zaterdag 8 november 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten