De start was dus goed, naar mijn gevoel. De inhoud van wat ik gedurende de twee dagen daarna behandelde, was niet revolutionair. Het ging over de onderwerpen die al meer dan dertig jaar de sociaalpsychologische basis van ‘Organizational Behaviour’ vormen: motivatie, perceptie, communicatie en dan direct toegepast op concrete managementsituaties. Ik had me voorgenomen om mijn lessen niet vol te proppen met wat ik wilde vertellen, maar om het tempo van doceren zorgvuldig af te stemmen op het tempo waarin deze mensen leren. Ook wilde ik veel ruimte geven voor discussie, ook over het kamerscherm heen, om zo een interactie te krijgen tussen de wereld van vrouwelijk en mannelijk management. Het feit dat studenten in dit soort cursussen over het algemeen niet van tevoren lezen, zo ze al tijd hebben om boeken te lezen, moest ik accepteren. Mintzbergs advies aan managementopleiders – don’t pack it, don’t pack it, don’t pack it – wilde ik deze keer eens echt serieus nemen. Aan de studenten legde ik gisteren het principe van ‘slow management’ uit, als parallel van ‘slow food’. Managers leven onder tijdsdruk en hebben daardoor denkgewoonten die hen bij complexe vraagstukken in de weg zitten. Als je die high-pressure omgeving nu ook in managementcursussen gaat creëren, dan versterk je wat de managers al kunnen: zeer pragmatisch en vaak kortzichtig de kortste weg naar een oplossing vinden. Dat wil ik dus niet met ze doen, al probeer ik ze zeker hard te laten werken. Dat laatste schijnt te lukken: gisteren, na twee en een halve dag les, waren ze zichtbaar kapot, net als ikzelf. Er kwam geen verstandig woord meer uit de mensen.
De mogelijkheid voor creatieve lesvormen is beperkt door het kamerscherm en de indeling van de zaal. Toch lukte het me om twee keer een rollenspel te doen: één over goal-setting en één over delegatie (empowerment). Dit was voor de meesten de eerste keer in hun leven en de reacties waren heel positief. Helaas kon ik geen groep voor de klas laten spelen: dat zou observatie van de mannen door de vrouwen en andersom impliceren en dat mag niet. Ik kijk zelf wel naar alle groepen en geef feedback, vat samen wat ik zie en geef zonodig advies. Vooral bij de vrouwen, die in relatief operationele leidinggevende functies zitten en alleen leiding geven aan vrouwen, zag ik een stijl van leidinggeven, waarin ze heel dicht op de mensen en het werk zitten. Ideeën over meer verantwoordelijkheid in het team leggen, meer op resultaten sturen en dergelijke waren vooral voor hen echt nieuw. De mannen, die voor een belangrijk deel bij Amerikaans of in ieder geval internationaal georiënteerde bedrijven werken, leken me heel vertrouwd met moderne managementtechnieken en –concepten.
Aan het eind van de eerste lange collegedag – donderdag – zat ik met drie van de mannelijke studenten na afloop van het college aan het zwembad. Eén van hen had me uitgenodigd om met hem een ‘hubbly bubbly’ te gebruiken, waarmee hij de waterpijp, de shisha, bedoelde. Het woord had hij in Engeland geleerd zei hij. Terwijl de andere twee mannen in het hotel wat aten, had ik een interessant en open gesprek over de cultuur van het huidige Saoedi-Arabië. Wat hij me vertelde, sloot goed aan bij wat ik zag: ik zag een traditioneel geklede Saoedi – smetteloos wit gewaad, een doek die met een zwart ringvorming koord op het hoofd werd gedragen- ik zag een tradtionele waterpijp en rook de heerlijke geur van appeltjes in de tabak. Ik hoorde een manager, die wat mij betreft ook uit New Jersey of Rotterdam had kunnen komen, met opvattingen die ik ook van mijn studenten van de Open Universiteit ken en werkervaringen die best van Shell of ABN-Amro hadden kunnen komen. Af en toe kreeg ik de indruk dat ik een man voor me had die als Arabier verkleed was. Zijn verhaal gaf meer reliëf aan dit beeld. Hij legde me uit dat de samenleving van Saoedi-Arabië zeer snel aan het veranderen is. Heel veel mensen – hij refereerde kennelijk aan zijn eigen laag van de bevolking – staan open ten opzichte van vernieuwing, komen veel in het buitenland, hebben een Amerikaanse opleiding. Dat geldt ook voor vrouwen. Het beleid van de regering probeert de modernisering te bevorderen door ook vrouwen de gelegenheid te geven in het buitenland te studeren. Tegelijkertijd beseft de regering dat dit nog steeds een conservatief land is. Voor sommige veranderingen is het te vroeg. Zo was er een tijdje terug een discussie over de vraag of vrouwen een eigen identiteitskaart konden krijgen. Tot dat moment gebruikten vrouwen de identiteitskaart van hun vader, of als ze getrouwd waren, van hun man. Toen de regering het idee van een eigen kaart opperde, was er heel veel weerstand. Dit ging voor veel mensen te ver. Men is toen heel low-profile begonnen. Gaandeweg begonnen banken en andere instellingen de kaart te verlangen en nu vindt iedereen het normaal. Een discussie die nu gaande is, gaat over autorijden. Vrouwen mogen dat niet, ook vrouwen die in Europa of Amerika hun rijbewijs hebben gehaald en jarenlang hebben gereden. Er worden veel argumenten gebruikt om de bestaande situatie hier te handhaven, zoals het grote gevaar dat vrouwen lopen als ze zelfstandig zouden autorijden. Saoedi-Arabië is een gevaarlijk land voor vrouwen alleen. Ook wordt er natuurlijk beweerd dat vrouwen het gewoon niet kunnen, een argument dat ook wel in Nederland te horen was over ‘een vrouw achter het stuur’. Toch verwacht men dat over een paar jaar het ook heel gewoon zal zijn dat vrouwen hier autorijden. De aanpak van de regering is stap voor stap. Als er teveel weerstand komt, zet men een stapje terug. Dat geldt ook voor democratie. Op het niveau van het plaatselijk bestuur zijn er verkiezingen. Landelijk zou dat nog onbespreekbaar zijn. Het voorbeeld van landen die zonder democratische traditie vormen van representatieve democratie hebben ingevoerd, werk hier vaak afschrikwekkend. Dan gaat het niet alleen om Irak, maar ook om relatief gunstige voorbeelden als Yemen, waar echter een nep-democratie bestaat in een samenleving met een stammenstructuur. Dat wil men niet.
De snelle veranderingen, die vooral tot de bovenlaag van de bevolking doordringen, in een door en door conservatieve samenleving, leidt tot creatieve oplossingen, bleek uit het verhaal dat ik samen met de appelgeur uit de waterpijp op me liet neerdwarrelen. Zo gaan veel Saoedi’s in het weekend naar de veel liberalere golfstaatjes om zich daar te vermaken. In Bahrain, hier vlak voor de kust, gelden veel minder strenge regels. Je kunt er alcohol drinken, als je geen moslim bent. Het criterium voor het laatste is je uiterlijk. Wie zich westers kleedt, kan bier en wijn krijgen. Zo gaan duizenden Saoedi’s regelmatig uit hun dak aan de andere kant van de dam die Bahrain met het vasteland verbindt. Thuis passen ze zich weer aan. Mensen komen zelfs uit Ryadh, 500 km door de woestijn, naar Bahrain om daar even buiten de strakke regels te kunnen doen waar ze zin in hebben.
Toen ik de volgende dag voor de klas stond, moest ik hier steeds aan denken. Ik zag de vrouwen in hun zwarte gewaden, waarin niets vrouwelijks meer zichtbaar is. Af en toe zag ik toch even een glimp van een moderne, modieuze spijkerbroek en leuke schoenen. Binnenkant en buitenkant: nergens heb ik zo’n groot verschil gevoeld.
zaterdag 8 november 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten